De Standaard – ‘Er zit iets in mij dat zegt: blijven gaan’
Dit is een headline
2023 wordt een belangrijk jaar voor oorlogschirurg en ex-minister Réginald Moreels. Op 10 juni wil hij in de Oost-Congolese stad Beni het hospitaal openen dat hij met zijn organisatie UNICHIR aan het bouwen is.
Wie is Réginald Moreels?
- Geboren in Gent.
- 1986-1994: medeoprichter en voorzitter van Artsen Zonder Grenzen.
- Mei 1995: verkozen tot senator voor de CVP (vandaag CD&V).
- 1995-2001: Staatssecretaris (later minister) van Ontwikkelingssamenwerking.
- 2000: verlaat uit onvrede de CVP, zetelt als onafhankelijke.
- 2001: toenmalig premier Guy Verhofstadt stelt hem aan als humanitair gezant voor Centraal-Afrika
- 2002: treedt toe tot de VLD.
- 2004: keert terug naar CD&V waarvoor hij enkele malen zonder succes deelneemt aan gemeenteraadsverkiezingen in Gent en Oostende.
- Blijft actief als chirurg in conflictgebieden.
- 2014. In de Oost-Congolese stad Beni start hij een gezondheidsproject op om lokale chirurgen op te leiden.
- Maart 2021: start van de bouwwerken van het UNICHIR-hospitaal: een chirurgische- en verloskundige eenheid en tegelijk een opleidingscentrum voor lokale jonge chirurgen.
In Oost-Congo woedt een oorlog die dit jaar opnieuw in intensiteit en brutaliteit toenam. Réginald Moreels (73) reisde meermaals naar Beni, dwars door de frontlinie waar amper nog humanitaire organisaties en blauwhelmen durven te komen. Hij vertelt hoe hij de risico’s van die angstaanjagende rit beperkt. ‘Ik reis altijd in een voertuig van Brasimba, de lokale brouwerij van Beni waar ik logeer. Zowel rebellen als regeringsmilitairen laten de voertuigen van de brouwerij met rust. Want bier moet blijven vloeien, ook al is het oorlog.’
Moreels toont dronebeelden van het ziekenhuis in aanbouw, over een halfjaar zal dit gespecialiseerde centrum voor chirurgie en verloskunde zijn deuren openen. Vijf grote vleugels in rode steen en met groene daken. Hier en daar wordt al een grasveldje aangelegd. ‘Het hoofdgebouw is bijna af. Aan twee andere gebouwen zijn we nog volop bezig. Op 10 juni moet alles klaar zijn en gaat mijn laatste levensdroom in vervulling. Dan kan ik rustig sterven’, zegt hij met gespeelde ernst.
U bent 73, hebt een bewogen leven achter de rug, reisde de voorbije jaren 25 maal naar Beni en denkt nog niet aan stoppen. Waar blijft u de energie vandaan halen?
‘Ik wist dat u mij die vraag zou stellen en heb er de jongste dagen nog eens goed over nagedacht. Maar gek genoeg kan ik dat niet precies verwoorden en moet ik u het antwoord min of meer schuldig blijven. Tijdens mijn verblijven in Beni doe ik op vraag van het Rode Kruis regelmatig operaties in het lokale ziekenhuis. Ik ben meer dan ooit en forme om te opereren. Zolang mijn handen goed zijn, doe ik voort. Er zit iets in mij dat zegt: blijven gaan.’
‘Voor mijn Congolese collega’s is homoseksualiteit een ziekte. Als ik die stelling weerleg, stuit ik op hardnekkige koppigheid’
‘Ik kan er niet aan doen, ik ben nog altijd een idealist en voel me gewoon beter op plekken waar ik als chirurg nuttiger kan zijn dan in België. In Beni en omstreken leven anderhalf à twee miljoen mensen en er is daar geen enkele chirurg. Kunt u zich dat voorstellen? Die zone is een ongeziene medische zwarte vlek. De impact op de bevolking is enorm. In de eerste plaats omdat banale gezondheidsprobleempjes vaak eindigen in drama’s. Maar bij veel mensen is er ook dat rotgevoel van zich door de wereld in de steek gelaten te voelen.’
‘In alle nederigheid kan ik zeggen dat de bouw van ons hospitaal ook een symbool van hoop is. Iedereen in die stad weet nu dat le docteur Réginald zich inzet voor hun gezondheid en dat mensen in België geld storten voor de bouw van een ziekenhuis. Nogmaals, ik zeg dat in alle nederigheid en zeker niet om moreel te pronken. Solidariteit en medeleven zijn menselijke krachten waarin ik sterk geloof.’
Beschouwt u dit soort acties dan puur als een morele plicht, of is er nog iets anders?
‘Ik ga niet ontkennen dat ik ook voortgedreven word door een avontuursgeest die al heel lang in mij zit. Ik hou er nu eenmaal van mijn hart en geest open te stellen voor alles wat anders is. En ik moet zeggen: hoe meer ik reis, hoe minder ik van de wereld en andere culturen begrijp. Dat is een paradox waar ik verzot op ben: hoe meer ik een stad als Beni of een andere cultuur leer kennen, hoe dieper ik in het onbekende terechtkom en hoe meer mijn nieuwsgierigheid geprikkeld wordt.’
Kunt u dat onbekende beschrijven?
‘In België hoor ik vaak dat Congolezen helemaal anders staan tegenover de dood omdat ze nu eenmaal vaker met de dood geconfronteerd worden. Afrikanen zouden ook minder gevoelig zijn voor het verlies van een kind omdat ze meer kinderen hebben. Dat dit dikke zever is, wordt me bij elke reis duidelijker. Elk verloren kind leidt tot diepe smart. Omdat de miserie in Oost-Congo zo groot is, is ook het verdriet kolossaal. Het verdriet om een dood kind went nooit en valt niet te relativeren.’
‘Iets waarover ik in Congo dan weer pittige discussies heb, is homoseksualiteit. Voor mijn Congolese collega-artsen is dat een ziekte. Als ik die stelling met alle mogelijke argumenten weerleg, stuit ik op de hardnekkige koppigheid van mijn collega’s. Hetzelfde met euthanasie. De meeste Congolezen stellen dat gelijk aan moord op een weerloze persoon. “Wij doen dat niet”, hoor ik dan, “wij begeleiden stervenden naar de dood”.’
Ontaarden die gesprekken nooit in ruzies?
‘Nooit, ik hou van discussiëren, maar probeer wel sympathiek te blijven. Wat niet betekent dat ik me inhoud. Nee, ik ga voluit en merk dat iedereen tijdens zo’n gesprek een beetje uit zijn evenwicht geraakt en begint na te denken. Ook ik, want ik besef op zo’n moment dat de universele waarden waarover wij het in Europa altijd hebben niet zo universeel zijn.’
‘Doorheen de jaren heb ik geleerd om mij in de positie van de anderen te plaatsen. Met empathie leer je de argumenten van die andere persoon kennen en waar die argumenten vandaan komen. Twee opinies die aanvankelijk tegengesteld zijn kunnen zo toch naar elkaar toegroeien, waardoor er een gemeenschappelijke basis ontstaat. Pas dan kan het echte gesprek beginnen. Het zou fout zijn om die botsende verschillen voorzichtigheidshalve toe te dekken.’
‘Je moet er niet over zwijgen, je moet erover praten. Het is belangrijk dat ik weet hoe mijn collega’s over bepaalde zaken denken, ook al ben ik het grondig oneens. Voor mij is dat geen bron van ergernis, maar deel van een ontdekkingsreis.’
Vreest u soms als de betweterige Belg te worden neergezet?
‘Ik heb nooit schrik om als neokoloniale witte man bekeken te worden en dat heeft alles te maken met eerbied. Respect voor een andere cultuur begint met de cultuur van het respect. Als je vanuit België als een macho de chef komt uithangen, knal je onvermijdelijk op een muur. En terecht. Maar als je werkt in een sfeer van wederzijds vertrouwen, word je overal in de wereld aanvaard.’
‘Wat ik ook heel positief vind, is dat er een Afrikaanse fierheid is ontstaan. “De tijd van de witten is over, nu is het aan ons om zelf ons land op te bouwen.” Die African proudness sluit niet uit dat je als Europeaan begaan bent met de toekomst van een land als Congo.’
‘Integendeel: problemen zoals de immense corruptie in Congo kun je enkel overwinnen als je de handen in elkaar slaat. Bij de bouw van het ziekenhuis weigeren we om smeergeld te betalen. Dat dwingt respect af bij de bevolking, maar het is ook een duidelijk signaal aan lokale potentaten dat ze moeten stoppen met hun corruptie die de hele samenleving verrot. Als we zouden zeggen: het doel heiligt de middelen, met wat smeergeld wordt alles veel makkelijker, zouden we een kapitale blunder begaan. Want corruptie verziekt ook de menselijke relaties. Ons ziekenhuis zou niet in een sfeer van vertrouwen, maar in een sfeer van wantrouwen gebouwd worden.’
Veel mensen worden moedeloos van de corruptie, de oorlog en de miserie in Congo. Je zou kunnen zeggen dat de situatie dermate hopeloos is dat het land reddeloos verloren is.
‘Als ik dat zou denken, zou de bouw van ons hospitaal geen enkele zin hebben (slaat met zijn vuist op tafel). Maar zo’n dommerik ben ik echt niet hoor! Ik ben geen naïeve idealist hé! Ik besef heel goed dat duurzame vrede in Oost-Congo niet voor morgen is. Maar dat betekent niet dat je niets kunt doen.’
‘Ik geloof niet in het zogezegde realisme van veel Europese leiders die menen dat het verloren energie is om met Congo bezig te zijn. Je kunt daar wel degelijk dingen doen. Zo is er een stuitend gebrek aan terreindiplomatie. Hoge EU-vertegenwoordiger voor Buitenlandse Zaken Josep Borrell zou perfect diplomaten naar Oost-Congo kunnen sturen om contacten te leggen met gemeenschapsleiders, dorpsleiders, kerkelijke leiders, het middenveld én – onvermijdelijk – de commandanten van de belangrijkste rebellenbewegingen.’
‘Ik weet wel: dat conflict is complex en je gaat dat niet in één dag oplossen. Maar Europese terreindiplomaten kunnen er wel mee voor zorgen dat er op z’n minst een staakt-het-vuren komt en dat er geld wordt vrijgemaakt om rebellen in de samenleving de herintegreren. Ik weet het: ook dat zal niet simpel zijn. Sommige ex-rebellen zullen het geld dat ze krijgen gebruiken om een eigen zaakje op te starten, of verbrassen aan alcohol. Maar er zullen er ook veel zijn die hun geld wél goed besteden. Want geloof me: veel van die gasten zijn evengoed ongelukkig met die oorlog.’
‘In ieder geval: al dat geld zal veel beter besteed zijn dan aan die monsterachtige en geldverslindende VN-missie in Congo die alle geloofwaardigheid bij de bevolking verloren is. In Beni durven de blauwhelmen zelfs de stad niet meer in, uit vrees om door gefrustreerde inwoners met stenen bekogeld te worden.’
Waarom stuurt Europa dan geen terreindiplomaten naar Oost-Congo?
‘Waarschijnlijk omdat ze het in hun broek doen om naar een oorlogszone te gaan. Ik besef dat ik nog wel een tijdje zal moeten aandringen op zo’n initiatief. Vandaar dat ik onlangs op audiëntie ben gegaan bij koning Filip. Hij is wél heel erg begaan met de situatie in Oost-Congo. En hetzelfde geldt voor paus Franciscus die ik ook heb ontmoet en die binnenkort een reis zal ondernemen naar Kinshasa én naar de oorlogszone in Goma.’
‘Met zulke gesprekken hoop ik vroeg of laat een verschil te maken. Zo functioneer ik: ik gooi steentjes in het water die uitdijende cirkels maken waarvan ik hoop dat ze andere mensen beroeren.’
U lijkt dus eerder te redeneren: de situatie is verschrikkelijk, maar niet hopeloos.
‘Ik begrijp dat mensen moedeloos worden van Congo. Net zoals ze moedeloos worden van andere rampen die onomkeerbaar lijken: de klimaatverandering, de agressie van Poetin. Misschien vinden mensen mij naïef. “Daar is die dromer van een Moreels weer.” Dat klopte vroeger misschien wel, maar nu niet meer.’
‘Het zal u misschien verbazen, maar mijn acties komen vooral voort uit mijn overtuiging dat de mens slecht is. Ik heb daarover ook een boek geschreven. Ik kan me voorstellen dat de mensen liever het boek De meeste mensen deugen van Rutger Bregman lezen. Maar ik moet u toch aanraden om even rondom u te kijken: massagraven in Oekraïne, mislukte klimaattoppen, krijgsheren in Congo. Mensen zijn geen engeltjes. De enige manier om zin aan het leven te geven is door ons leven te beteren. Ik ben niet optimistisch, maar ik blijf volharden in een zekere mate van geloof dat we ons als mens kunnen verbeteren om zo onszelf en wanhopige situaties recht te trekken.’
Het lijkt wel of we aan de goede voornemens van 2023 begonnen zijn. Hoe kunnen we ons als mens verbeteren?
‘Misschien moeten we maar eens beginnen met ons doemdenken in toom te houden. Na elke donkere periode komt er een periode van opklaring en licht. Ik heb dat zelf meegemaakt toen ik aan anorexia leed. Een beroerde periode, maar ik ben eruit geklauterd en dat sterkte mij in mijn geloof dat je als mens grote problemen kunt overwinnen.’
‘Ik hoor dat ook van vrienden die het hoofd moeten bieden aan ziektes of andere tegenslagen. Maar het geldt ook voor samenlevingen. De hunker naar hoop op een betere toekomst is krachtig. Wat me opvalt, is dat almaar meer mensen belang gaan hechten aan hun mentaal welzijn: zich goed voelen in de familie en de vriendenkring, andere culturen ontdekken.’
Er is nog hoop voor de mens.
‘Ja, maar er zijn nog kosten aan. Want wat me dan weer tegenvalt, is dat ons bewustzijn over de klimaatverandering nog niet scherp genoeg is. De technologische vooruitgang om minder CO2 uit te stoten omarmen we, maar de echte collectieve omslag om de planeet te redden blijft uit.’
‘Jammer, want die gedragsverandering hoeft ons niet ongelukkiger te maken. Door op een meer bewuste manier met voedsel bezig te zijn, door ons op een andere manier te gaan verplaatsen en door anders te gaan wonen kiezen we voor vernieuwing die best wel avontuurlijk kan zijn. Misschien komen we via de formule van autodelen wel nieuwe mensen tegen met wie het klikt of met wie we botsende ideeën hebben. Formidabel toch. En misschien gaan we wel op een andere manier eten als we regelmatig in een voedingswinkel shoppen waar de handelaars begaan zijn met de gezondheid van mens én planeet. Ook daar liggen mooie menselijke contacten in het verschiet.’
‘Als we onze kinderen en kleinkinderen echt graag zien, dan zouden we toch best die weg inslaan. In die soberdere manier van leven zit ook een aangenamer bestaan en zeker ook veel liefde voor onze kinderen.’